
Om te beginnen: ik leerde zwemmen op het dorp. Het was heel heet zomerweer, en de kinderen gingen zwemmen in de molenvijver. Ik ging mee. De molenvijver was misschien 30 meter lang en tien meter breed, het water in een houten beschoeiing. De kinderen zeiden dat ik er zeker niet in moest gaan staan, omdat er bloedzuigers op de grond zaten die op mijn benen zouden gaan zitten. Een griezelig vooruitzicht. Ik kon niet zwemmen, maar wilde toch wel het water in. Dus liet ik me voorzichtig van de rand in het water glijden en begon woest met armen en benen om me heen te slaan. Plotseling bleef ik boven water. Een van de grotere meisjes deed me toen voor hoe het echt moest. En ik kon ineens echt zwemmen. Dat was fijn, want zo hadden de bloedzuigers geen vat op mij.
Vervolgens: ik leerde er fietsen. Het huis van mijn ouders stond op een heuvel. Je moest omlaag of omhoog, bijna nergens vlak vooruit. Fietsen had dus geen prioriteit. Het dorp lag echter in een vlak gebied, en iedereen had een fiets. De kinderen wilden naar het zwembad een paar kilometers verderop, en als ik mee wilde moest ik ook fietsen. Een van de meisjes heeft de fiets voor me vastgehouden en me aangemoedigd tot ik het kon. Dus op naar het zwembad. Ik ben bijna verdronken omdat ik toch nog niet zo goed kon zwemmen als ik dacht. Iemand heeft me naar de kant getrokken.
Ik leerde er ook welke overtollige scheuten je van de wijnstokken moest afsnijden, zodat de planten meer kracht konden steken in de scheuten die veel druiven beloofden. De Weinberg lag een kwartiertje buiten het dorp. Toen ik het kon, werd ik door tante Bertha er naar toe gestuurd om het werk van de vorige dag af te maken. Ik voelde me heel volwassen en verantwoordelijk terwijl ik helemaal alleen in de zomerhitte in de wijnberg werkte.
Wat ik ook nog leerde: hoe je de geoogste tabaksbladeren bij elkaar reeg om ze te laten drogen. Met een hele groep kinderen zaten we op een platte wagen in een grote schuur. Op die wagen lag een grote hoop tabaksbladeren, die we met een soort naald en touw met tien tegelijk aan elkaar regen. Ze werden door een van de volwassenen aan lange lijnen gehangen en hoog in de schuur opgetrokken. Mijn zusje riep jaren later verontwaardigd: kinderarbeid! Maar ik vond het toen heel fijn om dat werk te doen.