Vrijdagmiddag voorafgaand aan een begrafenis ga ik naar een tekencursus. Ik parkeer mijn fiets vlakbij een supermarkt. Met twee prachtig ingepakte rozen, duidelijk bedoeld om later bij de kist te leggen, stap ik naar de portiek.

Daar word ik aangesproken door een man op een scootmobiel. “Wat een mooie bloemen! Zijn die voor mij?” Typisch iemand die zich met Jan en alleman bemoeit die daar boodschappen komt doen. Maar ja, toch beleefd uitgelegd waarom ik die bloemen bij mij heb. Niks aan de hand zou je denken.

De week daarna ga ik weer naar mijn cursus. Gelukkig staat de man er niet weer. Eerlijk gezegd vind ik die Amsterdamse vrijpostigheid niet altijd prettig.


Als we allemaal zitten met een kopje thee voordat we aan de slag gaan informeert de docent: ”Wat is er vorige week toch gebeurd op de stoep? Nadat jullie weg waren gegaan ontstond er consternatie in het trappenhuis. Buren belden bij elkaar aan om te vragen wie er een sterfgeval had.

Gelukkig! Alle buren leefden nog en er waren geen dierbaren overleden maar het bleef een mysterie. De scootmobieler had er een wild - of moet ik zeggen Amsterdams? - verhaal van gemaakt.

Hanneke van Sijl